Borderline persoonlijkheidsstoornis : Behandeling
Er zijn verschillende behandelingen mogelijk bij borderline:
Dialectische gedragstherapie (DGT)
Psychodynamisch en psychoanalytisch georiënteerde psychotherapie
Cognitief analytische therapie (CAT)
Dialectische gedragstherapie (DGT)
Bij DGT moeten patiënten zichzelf ‘radicaal accepteren’ zoals ze zijn en tegelijkertijd naar wegen zoeken om zichzelf en hun leven te veranderen. Er is veel aandacht voor de relatie tussen behandelaar en patiënt en voor de inzet en betrokkenheid van de patiënt met betrekking tot de behandeling en de behandeldoelen. DGT ziet emotieregulatie als het grootste probleem van de patiënt. De behandeling is gericht op de analyse van gedragspatronen en vaardigheidstraining. Geïdentificeerd probleemgedrag zoals suïcidaliteit en zelfbeschadiging staan centraal bij de analyse van gedragspatronen. Daarna volgt een analyse van oplossingen waarin effectievere alternatieven bekeken worden. Een ander onderdeel is vaardigheidstraining waarbij de vaardigheden op formele wijze geleerd worden. Vaardigheidstraining maakt gebruik van een mix van zelfacceptatie en verandering.
De SCT gaat ervan uit dat ieder mens in zijn jeugd schema’s vormt over de werkelijkheid. Een schema is een kennisstructuur die zich uit in bepaalde gedragingen, gevoelens en gedachten. Een schema is niet rechtstreeks waarneembaar, maar kan afgeleid worden uit de levensgeschiedenis van de patiënt en uit de manier waarop hij of zij met haar temperament en talent is omgegaan. Concreet wordt dit duidelijk uit wat de patiënt vertelt over haar gedrag in uiteenlopende sociale situaties en de leefregels en strategieën zij daarbij hanteert.
Als aan de basisbehoeften van een kind wordt voldaan, zullen zich gezonde schema’s ontwikkelen die het individu in staat stellen een positief beeld over zichzelf, anderen en de wereld te vormen. Als aan deze behoeften niet wordt voldaan door tekorten in de opvoeding – al dan niet in combinatie met traumatische gebeurtenissen – vormen zich, in interactie met het temperament van het kind, disfunctionele schema’s en copingstrategieën Er worden vier dominante wisselende dimensies van de patiënt onderscheiden, waarbij elke dimensie is verbonden met een gestructureerde behandelstrategie.
1. De ‘verlaten kind’-dimensie vereist van de behandelaar dat hij empathisch is en de patiënt helpt zichzelf te koesteren.
2. De ‘boze kind’-dimensie vereist dat de empathie van de behandelaar in evenwicht is met het stellen van grenzen en realiteitstoetsing. De behandelaar helpt de patiënt om gezondere manieren te vinden om zijn woede te uiten.
3. De ‘straffende ouder’-dimensie refereert aan dat deel van de patiënt dat zelfkritiek heeft en vereist van de behandelaar dat hij de patiënt helpt om de ‘straffende ouder’ te bevechten en er vanaf te komen.
4. De ‘afstandelijke beschermer’-dimensie verwijst naar dat deel van de patiënt dat emotioneel losgekoppeld is om te beschermen tegen excessieve pijn. De ‘afstandelijke beschermer’ heeft de geruststelling nodig dat het oké is om te voelen. Dit kan bewerkstelligd worden door tijdige verkenning van pijnlijke gevoelens en door op de juiste manier met de ‘verlaten en boze kind’-dimensie en de ‘straffende ouder’-dimensie om te gaan.
Psychodynamisch en psychoanalytisch georiënteerde psychotherapie
Het doel van de behandelaar is om een relatie met de patiënt aan te gaan. Die relatie is het centrale aandachtspunt van de therapie en het belangrijkste middel om tot verandering te komen. Waarschijnlijk zal de patiënt gevoelens ontwikkelen voor de behandelaar en zich gedragen ten opzichte van de behandelaar op een manier die een herhaling is van vroegere, belangrijke relaties.
De taak in veel psychodynamische therapieën is om gedragingen en gevoelens van de patiënt ‘aan het licht te brengen’ om bepaalde doelen van de patiënt te verwezenlijken. De patiënt wordt zich in toenemende mate bewust van een innerlijke wereld waarover hij kan nadenken. Door de verkenning van deze gevoelens komt de patiënt tot een beter begrip van zichzelf waardoor een stabieler en zekerder zelfgevoel bereikt wordt. De patiënt kan ook alternatieve, meer constructieve manieren om relaties aan te gaan onderzoeken en daardoor breken met terugkerende patronen uit het verleden.
Een van de belangrijkste taken van de psychodynamische behandelaar is om de patiënt te helpen zich, metaforisch gesproken, ingedamd te voelen – niet overspoeld te worden door emoties – en ‘houvast’ te bieden.
Relationship management benadrukt de interactionele aard van het gedrag van de patiënt en de behandelaar. De behandelaar richt zich op het communicatieproces – en niet op de inhoud ervan – waarbij patiënten zichzelf in een slachtofferrol plaatsen. Overmatig reageren op dit soort communicatie kan de slachtofferrol versterken.
Een mogelijkheid om een eind te maken aan dit soort communicatie is het gebruik van wettelijke middelen waarbij de behandelaar openlijk de verantwoordelijkheid voor de patiënt en zijn gedrag op zich neemt. De behandelaar die een relationship managementmodel hanteert, vertelt de patiënt dat hij hem voortdurend een belangstellend luisterend oor zal schenken, maar zegt dat hij niet weet of hij verder ook kan helpen. De behandelaar laat door zijn gedrag aan de patiënt blijken dat de patiënt een gezonde, competente, intelligente, verantwoordelijke en aardige volwassene is. Het gedrag en daarmee het zelfgevoel van de patiënt zal deze definitie geleidelijk overnemen.
Cognitief analytische therapie (CAT)
Deze behandeling is gericht op het begrijpen en veranderen van bepaalde gedragspatronen. De therapie verkent in vogelvlucht het leven van de patiënt. Er worden verklaringen opgesteld voor de zich herhalende averechts werkende gedragingen van de patiënt. Een onderzoek van de patronen in de relatie met de behandelaar en huiswerkopdrachten bieden uiteindelijk de gelegenheid om te veranderen.
Er zijn geen medicijnen die BPS kunnen genezen, maar medicatie kan een beperkte rol spelen naast psychotherapie. Voor ieder individu afzonderlijk moet de juiste dosis worden vastgesteld om de symptomen zonder ongewenste bijwerkingen te verlichten.
De volgende middelen worden gebruikt:
- Antidepressiva (bijvoorbeeld fluoxetine en paroxetine, bij depressie maar ook bij impulsiviteit en stemmingswisselingen).
- Stemmingsstabilisatoren (bijvoorbeeld sodium valproate).
- Neuroleptische middelen (bij op psychose lijkende of psychotische symptomen, of een voorgeschiedenis van psychotische symptomen).