Angst : Tests
Hier vind je tests waarmee je kunt toetsen of er bij jou misschien sprake is van een angststoornis. Als de uitslag van een van deze tests erop wijst dat er bij jou wellicht sprake
is van een angststoornis, neem dan altijd contact op met je huisarts. Het is verstandig te overleggen of je professionele hulp nodig hebt. Dit zijn vereenvoudigde versies van tests uit Angstvrij van Robert Leahy.
Op www.zelfhulpwijzer.nl, ontwikkeld door het Trimbos-instituut, kun je de ernst van je klachten testen en ontdekken of online zelfhulp een uitkomst is voor jou.
Hieronder staan enkele gedachten of ideeën, die door je hoofd kunnen gaan wanneer je gespannen of angstig bent. Geef aan hoe vaak elke gedachte voorkomt met een cijfer van 1 tot 5, wanneer u gespannen of angstig bent. 1 betekent: de gedachte komt nooit voor, 5 betekent: de gedachte komt voortdurend voor.
1. Ik ga overgeven.
2. Ik ga flauwvallen.
3. Ik heb vast een hersentumor.
4. Ik krijg een hartaanval.
5. Ik ga stikken.
6. Ik ga me gek gedragen.
7. Ik word blind.
8. Ik zal mezelf niet meer in de hand kunnen houden.
9. Ik zal iemand anders iets aandoen.
10. Ik krijg een beroerte.
11. Ik word gek.
12. Ik ga schreeuwen.
13. Ik ga wartaal uitslaan.
14. Ik word verlamd door angst.
15. Overige gedachten (geef ze een cijfer).
Tel de punten voor de eerste 14 items bij elkaar op (het laatste item wordt niet meegeteld). Deel de uitkomst door 14. De gemiddelde score voor mensen met agorafobie is 2,3 bij vrouwen en 2 bij mannen.
Je vindt hier een lijst met veelvoorkomende symptomen van dwangmatig gedrag. Herken je hier veel van, dan kan er sprake zijn van een dwangstoornis.
Agressieve obsessies
1. Ik ben bang mezelf kwaad te doen. (Angst voor het eten met mes en vork, het hanteren
van scherpe voorwerpen, het passeren van een ruit.)
2. Ik ben bang andere mensen kwaad te doen. (Angst andermans eten te vergiftigen, baby’s iets aan te doen, iemand voor een trein te duwen, iemands gevoelens te kwetsen, aansprakelijk te zijn voor het niet geven van hulp bij een of andere denkbeeldige ramp, schade aan te richten door het geven van ondeugdelijk advies.)
3. Er spelen gewelddadige of afschuwelijke beelden door mijn hoofd. (Angst een brand of inbraak te veroorzaken door onzorgvuldige controle van de sloten voor vertrek uit het huis.)
4. Ik ben bang schunnige of beledigende dingen te zeggen. (Angst in openbare situaties, zoals tijdens een kerkdienst, obsceniteiten te zullen schreeuwen, of deze ergens op te schrijven.)
5. Ik ben bang iets gênants te zullen doen. (Angst in sociale situaties een figuur te slaan.)
6. Ik ben bang een ongewenste impuls in daden om te zullen zetten. (Angst de auto tegen een boom te zetten, iemand te overrijden, een vriend te steken met een mes.)
7. Ik ben bang dingen te zullen stelen. (Angst een caissière te ‘tillen’, of kleinigheden te zullen gappen in een winkel.)
8. Ik ben bang anderen schade te zullen berokkenen door onzorgvuldigheid. (Angst een ongeluk te veroorzaken zonder het te merken – zoals bij doorrijden na een ongeluk.)
9. Ik ben bang de schuld van iets anders vreselijks te zullen zijn. (Beelden van moorden, in stukken gehakte lichamen of andere weerzinwekkende taferelen.)
10. Ik ben bang voor of heb een afschuw van lichaamssecreties. (Angst om aids, kanker, of andere ziekten op te lopen in openbare toiletten; angst voor je eigen speeksel, urine, faeces, sperma, of vaginale secreties.)
11. Ik ben erg bang voor vuil of bacteriën. (Angst voor bacteriële besmetting door het zitten op bepaalde stoelen, handen geven, of het aanraken van deurknoppen.)
12. Ik maak me overmatig zorgen over besmettende stoffen in het milieu. (Angst voor besmetting door asbest of radon, angst voor radioactieve stoffen, verontrusting over steden
met giftige afvalhopen.)
13. Ik maak me overmatig zorgen over bepaalde huishoudelijke schoonmaakmiddelen. (Angst voor giftige schoonmaakmiddelen voor keuken of toilet, oplosmiddelen, insectenverdelgers of terpentijn.)
14. Ik koester een overmatige angst voor dieren. (Angst voor besmetting door het aanraken van een insect, kat of ander dier.)
15. Ik heb iets tegen kleefmiddelen of resten daarvan. (Angst voor plakband en andere kleefmiddelen die smetstoffen vast kunnen houden.)
16. Ik ben bang ziek te worden door het aanraken van iets vies. (Angst ziek te zullen worden als direct gevolg van contact met iets vuils of besmets – over het tijdsverloop
tot de ziekte zich manifesteert variëren de opvattingen.)
17. Ik ben bang anderen te zullen besmetten. (Angst andere mensen niet aan te durven raken of voedsel klaar te maken omdat je iets giftigs hebt aangeraakt (zoals benzine), of je eigen lichaam.)
Seksuele obsessies
18. Ik heb last van verboden of perverse seksuele gedachten, beelden of impulsen. (Ongewenste seksuele gedachten over vreemden, familieleden of vrienden.)
19. Ik heb seksuele obsessies waarin kinderen of incest een rol spelen. (Ongewenste gedachten over seksueel gedrag met je eigen of andere kinderen.)
20. Ik heb obsessies met betrekking tot homoseksualiteit. (Angstige gedachten als: Ben ik homoseksueel? Of ‘Als ik nou eens plotseling homofiel word? terwijl elke basis voor deze gedachten ontbreekt.
21. Ik heb obsessieve gedachten over agressief seksueel gedrag jegens andere mensen. (Ongewenste beelden van gewelddadig seksueel gedrag jegens volwassen onbekenden, vrienden of familieleden.)
Bewaar- of hamsterobsessies
22. Ik bewaar of verzamel obsessief van alles. (De onnozelste dingen niet weg durven gooien uit angst ze ooit nodig te zullen hebben, dwangmatig oprapen en verzamelen van nutteloze dingen.)
Religieuze obsessies
23. Ik ben bang heiligschennis of godslastering te plegen. (Angst voor het hebben van heiligschennende gedachten, het doen van godslasterlijke uitspraken, of het hiervoor gestraft worden.)
24. Ik maak me uitzonderlijk druk over morele kwesties. (Angst of men wel altijd ‘het goede’ doet, geen leugen heeft verteld, niet iemand tekort heeft gedaan.)
Obsessieve behoefte aan symmetrie of nauwkeurigheid
25. Ik ben obsessief bezig met symmetrie of nauwkeurigheid. (Angst of paperassen of boeken wel precies recht liggen, of berekeningen of geschreven teksten wel foutloos zijn.)
26. Ik heb het gevoel bepaalde dingen te moeten weten of onthouden. (Het idee dat je onbetekenende dingen moet onthouden zoals kentekennummers, de namen van acteurs
bij televisieshows, oude telefoonnummers, de tekst op autostickers of T-shirts.)
27. Ik durf bepaalde dingen niet te zeggen. (Bepaalde woorden (zoals ‘dertien’) niet uit durven spreken uit bijgelovige angst; bang iets oneerbiedigs over een dode te zeggen, geen woorden met een apostrof durven gebruiken omdat dit bezit aanduidt.)
28. Ik ben bang me niet juist uit te drukken. (Angst iets fouts te hebben gezegd, niet het ‘perfecte’ woord te gebruiken.)
29. Ik ben bang dingen te verliezen. (Angst een portefeuille of onbelangrijke dingen zoals
een notitieblaadje kwijt te raken.)
30. Ik heb last van opdringerige (neutrale) gedachtebeelden. (Ongewenste beelden zonder enig verband die door je hoofd spelen.)
31. Ik heb last van opdringerige zinloze geluiden, woorden of muziek in mijn hoofd. (Woorden, liedjes of muziek in je hoofd die je niet tot zwijgen kunt brengen.)
32. Ik heb last van bepaalde geluiden of klanken. (Ongerustheid over het geluid van tikkende klokken of stemmen in een andere kamer die je wakker kunnen houden.)
33. Ik heb geluks- en ongelukscijfers en -getallen. (Piekeren over gewone getallen (zoals dertien), waardoor je iets een bepaald gelukbrengend aantal keren gaat doen of iets uitstelt tot een bepaald ‘gunstig’ uur van de dag.)
34. Sommige kleuren hebben een speciale betekenis voor me. (Geen dingen met een bepaalde kleur durven gebruiken – zwart kan bijvoorbeeld in verband worden gebracht met de dood, rood met bloed en verwondingen.)
35. Ik heb bijgelovige angsten. (Angst om een kerkhof, lijkwagen of zwarte kat tegen te komen of te passeren; angst voor voortekenen in verband met de dood.)
36. Ik ben erg bang voor ziekten of kwalen. (Angst een ziekte zoals kanker, een hartkwaal of aids te hebben ondanks ontkennende verklaringen van artsen.)
37. Ik maak me excessief zorgen om een deel van mijn lichaam of een bepaald aspect van mijn uiterlijk (stoornis in de lichaamsbeleving). (Ongerustheid dat je gezicht, oren, neus, ogen of een ander deel van je lichaam afzichtelijk lelijk zijn, ondanks verzekeringen van het tegendeel van anderen.)
Dwangmatig reinigen of (handen) wassen
38. Ik was mijn handen buitensporig vaak of op een geritualiseerde manier. (Het vele malen per dag of lang achtereen wassen van de handen na (denkbeeldig) contact met een besmet
voorwerp. Hierbij kun je de armen zelfs tot aan de oksel gaan wassen.)
39. Ik douche, baad, poets mijn tanden, maak toilet of verzorg mezelf in excessieve mate of volgens een ritueel. (Het soms urenlang baden of douchen of uitvoeren van andere badkamerbezigheden. Als de volgorde wordt onderbroken, moet soms het hele proces
overnieuw worden begonnen.)
40. Ik heb compulsies rond huishoudelijke of andere onbezielde voorwerpen. (Overmatig schoonmaken van kranen, toiletten, vloeren, oppervlakken in de keuken, of kookgerei.)
41. Ik verzin manieren om contact met verontreinigende stoffen te vermijden. (Het door familieleden aan laten pakken of verwijderen van insecticiden, vuilnis, benzineblikken, rauw
vlees, verven, vernis, de medicijnen in het medicijnkastje, of de kattenbak. Als je het zelf moet doen, trek je er misschien handschoenen bij aan, zoals bij de zelfbedieningspomp.)
Dwangmatig controleren
42. Ik ga vaak na of ik niet iemand iets heb aangedaan. (Het controleren of je niet zonder het te weten iemand iets ergs hebt laten overkomen. Misschien vraag je anderen om geruststelling of bel je op om zeker te zijn dat alles in orde is.)
43. Ik controleer vaak of ik mezelf niet heb bezeerd. (Het zoeken van verwondingen of bloed na het hanteren van scherpe of breekbare voorwerpen. Misschien ga je dikwijls naar de dokter ter geruststelling dat je jezelf niet beschadigd hebt.)
44. Ik controleer of er niets vreselijks is gebeurd. (Het zoeken in de krant of op de radio of televisie naar berichten over een of andere ramp die jouw schuld zou kunnen zijn. Misschien laat je je door anderen geruststellen dat je geen ongeluk hebt veroorzaakt.)
45. Ik controleer steeds of ik geen fouten heb gemaakt. (Het herhaaldelijk controleren van deursloten, fornuizen, stopcontacten alvorens het huis uit te gaan; het bij het lezen, schrijven of maken van eenvoudige berekeningen telkens weer controleren of je je niet hebt vergist – je kunt maar niet overtuigd raken van niet.)
46. Ik controleer alle aspecten van mijn gezondheid in verband met mijn obsessies met mijn lichaam. (Het je herhaaldelijk door vrienden of artsen laten geruststellen dat je geen hartaanval hebt of kanker krijgt; het herhaaldelijk opnemen van je pols, bloeddruk of temperatuur; jezelf controleren op lichaamsgeuren; telkens in de spiegel kijken op zoek naar
lelijke aspecten van je uiterlijk.)
47. Ik lees of schrijf dingen telkens weer over. (Het eeuwen doen over het lezen van een paar pagina’s of het schrijven van een kort briefje omdat je rond gaat draaien in een kringetje van lezen en herlezen uit angst dat je het zojuist gelezene niet begrepen hebt; blijven zoeken naar het ‘perfecte’ woord of zinnetje; je obsessief druk maken over de vorm van bepaalde letters in een boek.)
48. Ik moet routineactiviteiten steeds weer overdoen. (Het herhalen van activiteiten zoals het aan- en uitzetten van apparaten, je haar kammen, een kamer in- of uitlopen, of in een bepaalde richting kijken; je pas prettig voelen als je deze dingen het ‘juiste’ aantal keren hebt gedaan.)
49. Ik moet voortdurend alles tellen. (Het tellen van voorwerpen zoals plafond- en vloertegels,
boeken in een boekenkast, spijkers in een muur, of zelfs zandkorrels op het strand; het tellen
bij het herhalen van bepaalde activiteiten zoals handen wassen.)
Het dwangmatig ordenen of schikken van dingen
50. Ik moet voortdurend van alles ordenen of schikken. (Het rechtleggen van papier of pennen op een bureau of rechtzetten van boeken in een boekenkast, uren verdoen aan het op een bepaalde wijze schikken van dingen in je huis en dan erg van streek raken als deze
schikking wordt verstoord.)
Dwangmatig bewaren of verzamelen
51. Ik moet allerlei dingen bewaren of verzamelen. (Het bewaren van oude kranten, aantekeningen, blikken, papieren servetten, verpakkingen en lege flessen uit angst dat je ze misschien ooit nodig zult hebben als je ze weggooit; het verzamelen van nutteloze op straat of in afvalcontainers gevonden voorwerpen.)
Diverse compulsies
52. Ik heb last van gedachterituelen (anders dan controleren/tellen). (Het uitvoeren van rituelen in je hoofd, zoals het zeggen van gebeden of het denken van ‘goede’ gedachten om een ‘slechte’ gedachte ongedaan te maken. Dit zijn geen obsessies omdat je ze opzettelijk
53. Ik heb de behoefte dingen te vertellen, te vragen of te bekennen. (Andere mensen steeds om geruststelling vragen, dingen bekennen die je niet eens gedaan hebt, denken dat je bepaalde woorden tegen andere mensen moet zeggen om je beter te voelen.)
54. Ik heb steeds de behoefte dingen aan te raken, erop te kloppen of eroverheen te wrijven. (Toegeven aan de drang om ruwe oppervlakken zoals hout aan te raken, of hete, zoals een kookplaat; toegeven aan de drang tot het licht aanraken van andere mensen; denken dat je iets moet aanraken, zoals een telefoon, om een ziekte in je familie te voorkomen.)
55. Ik neem maatregelen (anders dan controleren) om te voorkomen dat mijzelf of anderen een ongeluk of iets anders verschrikkelijks zal overkomen. (Het uit de buurt blijven van scherpe voorwerpen zoals messen, scharen en breekbaar glas.)
56. Ik vertoon geritualiseerd eetgedrag. (Het volgens een bepaald patroon schikken van je
voedsel, mes en vork voordat je kunt gaan eten, eten volgens een strikt ritueel, niet kunnen eten voordat de wijzers van een klok precies op een bepaalde tijd staan.)
57. Ik vertoon bijgelovig gedrag. (Het niet nemen van een bus of trein als het nummer
ervan een ‘ongeluksgetal’ bevat (zoals 13), in huis blijven op de dertiende van de maand, de kleren waarin je langs een uitvaartcentrum of kerkhof bent gekomen weggooien.)
58. Ik trek mijn haar uit (trichotillomanie). (Het uittrekken van wimpers, wenkbrauwen, hoofd- of schaamhaar, met de vingers of een pincet. Mogelijk veroorzaak je zelfs kale plekken waardoor je een pruik moet dragen, of pluk je je oogleden of wenkbrauwen helemaal kaal.)
Gegeneraliseerde angststoornis
Geef de gevoelens het cijfer dat het beste aangeeft hoe je je de afgelopen week over het algemeen voelde (0 = helemaal niet, 1 = zo nu en dan, 2 = vaak, 3 = voortdurend). Bereken je score voor gegeneraliseerde angst door de cijfers bij elkaar op te tellen. Scores tussen de 5 en 10 staan voor lichte angst, tussen de 11 en 15 voor matige angst en 16 en hoger voor ernstige angst.
Gevoel
1. Trillerig
2. Niet in staat te ontspannen
3. Rusteloos
4. Snel vermoeid
5. Hoofdpijn
6. Benauwd, last van ademnood
7. Duizelig of licht gevoel in het hoofd
8. Vaak aandrang om te plassen
9. Transpireren (niet door warmte)
10. Bonzend hart
11. Maagzuur of onrustige maag
12. Snel geïrriteerd
13. Schrikkerig
14. Moeite met slapen
15. Piekeren
16. Moeite piekeren in de hand te houden
17. Concentratieproblemen
Beantwoord voor de volgende situaties steeds de volgende twee vragen:
Hoeveel angst of vrees veroorzaakt deze situaties bij je? (0 = helemaal niet, 1 = een beetje, 2 = nogal, 3 = heel erg)
Hoezeer tracht je deze situatie te vermijden? (0 = nooit, 1 = soms, 2 = vaak 3 = bijna altijd.)
• Deelnemen aan een activiteit in een kleine groep.
• Werken terwijl er een ander toekijkt of je observeert.
• Schrijven terwijl een ander toekijkt.
• Een openbaar toilet of urinoir gebruiken.
• Zonder voorbereiding iets zeggen in een vergadering.
• In een groep mensen van iets verslag uitbrengen.
• Een afspraakje maken met iemand of iemand ‘versieren’.
• In het middelpunt van de aandacht staan.
• Kritiek geven op iemand die u niet zo goed kent.
• Mensen die u niet zo goed kent aankijken.
• Spullen naar een winkel terugbrengen en uw geld terugvragen.
• Een opdringerige verkoper aan de deur afwimpelen.
Tel de score op:
55-65 matige sociaal fobische angstklachten
65-80 uitgesproken sociaal fobische angstklachten
80-95 ernstige sociaal fobische angstklachten
Hoger dan 95 zeer ernstige sociaal fobische angstklachten
Hieronder vind je een lijst van uitspraken die mensen doen na een zeer ingrijpende gebeurtenis. Neem de door jou meegemaakte gebeurtenis in gedachten, bekijk elke uitspraak en geef aan hoe vaak ze op jou van toepassing was tijdens de afgelopen zeven dagen: Helemaal niet, Zelden, Soms of Vaak.
1. Ik dacht eraan zonder dat ik dat wilde
2. Ik zorgde ervoor niet van streek te raken als ik eraan dacht of eraan herinnerd werd
3. Ik probeerde de gebeurtenis uit mijn geheugen te bannen
4. Ik kon moeilijk in slaap vallen of in slaap blijven omdat beelden en gedachten erover door mijn hoofd gingen
5. Bij vlagen had ik er sterke gevoelens over
6. Ik droomde erover
7. Ik bleef dingen die mij eraan herinneren uit de weg gaan
8. Ik had het gevoel alsof het niet echt gebeurd was, alsof het niet echt was
9. Ik heb geprobeerd er niet over te praten
10. Beelden ervan schoten me in gedachten
11. Andere dingen deden mij er steeds weer aan denken
12. Ik wist dat ik er nog heel wat gevoelens over had, maar hield er geen rekening mee
13. Ik heb geprobeerd er niet aan te denken
14. Iedere herinnering bracht de gevoelens weer terug
15. Mijn gevoel erover was als het ware verdoofd
De vier antwoordcategorieën krijgen het volgende getal:
helemaal niet = 0
zelden = 1
soms = 3
vaak = 5
Tel de getallen van de 15 antwoorden op. Een score boven 26 punten op deze lijst is een indicatie voor een PTSS.