Opvoeding : Boosheid en woede
Zo zorg je ervoor dat een jong kind meewerkt
Hoe reageer je het best op je kind?
Hoewel boosheid en woede zich voordoen op momenten van stress en ongemak, en daardoor negatieve associaties oproepen, hangen deze emoties niet alleen samen met narigheid, maar ook met de hoop van een kind te worden behoed voor narigheid. Een vulkaanuitbarsting is voor kinderen een belangrijke vorm van communicatie.
Als we ons daarvan bewust zijn, en begrijpen dat hun boosheid een manier is om aan te geven dat er iets mis is, kunnen we daarop inspelen en beter voor hen zorgen. Het is onze taak om boosheid en woede te behouden als vorm van communicatie en te voorkomen dat deze emotie uitgroeit tot wangedrag tegenover anderen. De eerste jaren van een kind zijn de beste tijd om op dit gebied sturend op te treden.
Het is voor kinderen belangrijk om empathische volwassenen om zich heen te hebben, en zelf empathie te ontwikkelen. Empathie is dus een essentiële eigenschap voor een ouderfiguur. Een kind kan alleen empathie ontwikkelen door over te nemen wat de ouder of verzorger voorleeft. De beste manier om te leren hoe een empathische relatie werkt, is door te ervaren hoe je primaire verzorger voor je zorgt en op je reageert.
Empathie stelt ons in staat zowel positieve als negatieve emoties te accepteren, zonder kinderen het gevoel te geven dat hun gevoelens verkeerd zijn of dat ze zich ervoor moeten schamen. Wat ze voelen is niet goed of fout, maar gewoon hoe het is. Iemand die echt empathisch is, accepteert gevoelens en neemt gevoelens – en daarmee het kind – serieus.
Om goed op woede en boosheid te kunnen reageren, is het belangrijk om je af te vragen waar de woede en boosheid vandaan komen. Onder Oorzaken van woede vind je een lijst met mogelijkheden.
Met een methode voor communicatie in de vorm van vier stappen kun je communicatie met je kind op simpele wijze verbeteren en het aantal uitbarstingen verminderen. Kijk onder Een simpel communicatiemodel voor deze methode.
Onder Zo zorg je ervoor dat een jong kind meewerkt vind je algemene aanwijzingen die je kunnen helpen om de opvoeding soepeler te laten verlopen, en meegaandheid bij je kind te bevorderen. Kijk ook bij Grenzen stellen in het hoofdmenu voor tips.
En wat als je kind iets verkeerd doet of woedend of boos is? Hoe kun je daar het best op reageren? Kijk onder Hoe reageer je het best op je kind? voor tips.
Het is erg belangrijk om woede te kunnen benoemen. De Woedeladder is daar een zeer geschikte methode voor.
Verder vind je onder 0-5 jaar, 5-12 jaar en Puberteit nog specifieke informatie naar leeftijd.
Om op woede te reageren, is het belangrijk de oorzaak te kennen. Woede kan vele oorzaken hebben. Hier vind je een lijst met mogelijkheden:
• Thuis gekleineerd worden in het bijzijn van anderen.
• Lange tijd aan de zorg van anderen worden overgelaten.
• Niet opgemerkt worden of geen aandacht krijgen.
• Dingen moeten die je niet kunt.
• Uitgescholden worden door broers, zussen of leeftijdgenoten.
• Uitgescholden worden door ouders of verzorgers.
• Gepest worden.
• Voor schut worden gezet in het bijzijn van andere kinderen.
• Zien dat anderen in je omgeving pijn wordt gedaan.
• In het verleden crises en traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt.
• Niet beschikken over woorden om uit te drukken wat je wilt zeggen.
• Gedwongen worden dingen te delen.
• Iets moeten eten waaraan je een hekel hebt.
• Iets nog niet kunnen.
• Vastgebonden worden of te lang in een houding moeten zitten, bijvoorbeeld in een autostoeltje of ledikant.
• Honger hebben.
• Last hebben van zere plekken of uitslag.
• Vallen door iemand anders zijn toedoen.
• Door elkaar geschud worden.
• In vieze kleren rond moeten lopen.
• Bij onbekende mensen of op onbekende plekken zijn.
• Niet beide ouders in je leven hebben.
• Ouders die ruzie maken.
• Te horen krijgen dat je weg moet gaan als je iets wilt vertellen.
• Ouders die zeggen dat je niet boos mag worden.
• Ouders die het te druk hebben om naar je boosheid, woede of verdriet te luisteren.
• De geboorte van een broertje of zusje.
• Door een volwassene bedrogen of belogen worden.
• Seksueel, emotioneel of fysiek mishandeld worden.
• Gestraft worden voor het tonen van boosheid of woede.
• Zien dat een ouder wordt geslagen.
• Per ongeluk pijn gedaan worden.
• Stijf vastgehouden worden.
• Jaloers zijn op andere kinderen.
• Mee willen met iemand maar niet mee mogen.
• Zonder uitleg dingen moeten doen die je niet wilt doen.
• Gescheiden ouders hebben.
• Gebrek aan spullen die andere kinderen wel hebben.
• Een vader of moeder die je zelden prijst.
• Een ouder die zelden zegt dat hij of zij van je houdt.
• Een ouder die te veel drinkt.
• Een ouder met een verslaving.
• Een ouder die niet helder kan denken, overspannen is of andere psychische problemen heeft.
• Een ouder die slaat.
• Een ouder die de andere ouder afkraakt.
• Een ouder die te weinig tijd voor je heeft.
• Een ouder die lichamelijk gehandicapt is.
• Een ouder die je te weinig ruimte geeft.
• Dingen niet mogen.
• Een oneerlijk klein deel van iets krijgen.
• Het overlijden van een belangrijk persoon of huisdier.
• Iets wat je heel graag wilt niet krijgen.
• Buitengesloten worden.
• Toegeschreeuwd worden.
• Een ouder die zich niet aan zijn of haar woord houdt.
• Naar een pleeggezin moeten.
• Je alleen gelaten voelen en twijfelen of er wel iemand terugkomt die je vertrouwt.
• Verhuizen naar een ander huis of een andere kamer.
• Boze ouders of verzorgers.
• Lange tijd op een ouder moeten wachten.
De volgende methode voor communicatie in de vorm van vier stappen is simpel, krachtig en effectief. De methode is snel aan te leren en kan je relatie enorm verbeteren.
De vier stappen zijn:
Ik voel me... [je gevoel]
Als... [de situatie]
Want... [de reden]
Ik heb liever/wil graag/zou het fijn vinden... [de oplossing]
Ik voel me... [je gevoel]
Het is belangrijk om ‘ik’ te gebruiken, want daarmee geef je aan dat je het over jezelf hebt. Vermijd ‘jij’: als je ‘jij’ gebruikt, voelen mensen zich snel aangevallen of beschuldigd, waardoor ze op hun hoede zijn. Verder moet je erachter zien te komen wat je voelt. Zeg niet wat je denkt, maar benoem je gevoel. Probeer het eerst met gevoelens die betrekking hebben op kwetsbaarheid, zoals angstig, verdrietig, gekwetst, eenzaam, buitengesloten of onbelangrijk. Bereik je daarmee niet het gewenste resultaat, probeer dan woorden voor woede, zoals geïrriteerd, boos of woedend.
Als... [de situatie]
Bij ‘als’ beschrijf je simpelweg de situatie die het gevoel heeft veroorzaakt. Probeer ook nu weer ‘jij’ te vermijden, en gebruik ‘het’ of ‘ik’.
Want... [de reden]
Met ‘want’ geef je aan waarom je een bepaald gevoel krijgt bij een bepaalde gebeurtenis. Mensen reageren doorgaans goed als je je gevoel beredeneert. Mocht de ander tegen de reden ingaan of er vraagtekens bij plaatsen, ga daar dan niet op in. Jouw gevoel moet genoeg zijn.
Ik heb liever/wil graag/zou het fijn vinden... [de oplossing]
Hier moet je een plan voor een oplossing hebben. Het is essentieel om de ander hoop te geven en bij hem het gevoel te bewerkstelligen dat het weer goed komt. De oplossing moet praktisch en haalbaar zijn. Verontschuldig je niet terwijl je de oplossing bespreekt. Je voorstel moet duidelijk zijn en overkomen alsof je op verandering rekent.
Een voorbeeld van communicatie volgens deze methode is:
Ouder: ‘Ik voel me zo blij als jij je kamer opruimt, want het is veel gemakkelijker om dingen terug te vinden in een opgeruimde kamer. Ik zou het fijn vinden als je het vaker doet.’
Zo zorg je ervoor dat een jong kind meewerkt
• Leid de aandacht af
• Praat rustig en duidelijk
• Communiceer op het niveau van het kind
• Laat het kind even bijkomen
• Geef aan dat het gedrag verkeerd is, niet het kind
• Maak er een spelletje van
• Schep orde en duidelijkheid
• Beschrijf het gedrag dat je wilt zien
• Gebruik humor
• Waarschuw het kind van tevoren
• Verplaats je in het kind
• Corrigeer negatief gedrag op een positieve manier
• Stel grenzen voor jezelf
• Respecteer het territorium van het kind
• Toon respect voor bezigheden en creaties
Hoe reageer je het best op je kind?
Kinderen die met harde hand worden gestraft, voelen zich machteloos en hopeloos en raken er vaak van overtuigd dat ze diep van binnen slecht zijn. We moeten jonge kinderen helpen dingen die zijn misgegaan zoveel mogelijk zelf weer recht te zetten. Je kunt hun laten zien hoe ze de troep kunnen opruimen als ze met drinken of iets anders hebben geknoeid. En als we kinderen laten zien dat we begrijpen hoe ze zich voelen als ze van streek zijn, dan zullen zij op hun beurt leren empathie te tonen en anderen te helpen. Het is dus belangrijk het goede voorbeeld te geven:
• Doe gewenst gedrag voor
• Bied je excuses aan als je een fout maakt
• Neem je verantwoordelijkheid
• Vergoed de schade
• Werk aan verzoening
Als je kind woedend of boos is, is het belangrijk om het op een veilige manier stoom af te laten blazen. Je kunt een aantal dingen doen:
• Leid het kind af
• Laat het kind stoom afblazen
• Kalmeer het kind
• Troosten
• Een time-out
En verder:
• Luister, onderken het probleem, neem het kind serieus, toon begrip en kalmeer het
• Kijk naar het gevoel achter de woede
• Bedenk een plan om de situatie te veranderen
• Stel grenzen
De meeste mensen worden zich pas bewust van hun boosheid of woede als die al behoorlijk hoog is opgelopen. Om er beter mee om te kunnen gaan, is het belangrijk dat we ons er al eerder bewust van worden.
Een manier om kinderen en volwassenen bewuster te maken van verschillende gradaties van woede, is de ‘woedeladder’. Dit houdt in dat je je woede een cijfer geeft tussen 0 en 10.
10 Vulkaanuitbarsting
9 Driftbui of ongecontroleerd beven
8 Boos en overstuur
7 Schreeuwen om indruk te maken
6 ‘Ik haat je.’
5 ‘Ik wil niet!’
4 Mopperen
3 ‘Ik hoef toch niet...’
2 Zeuren
1 Bezwaar maken
0 Niks aan de hand
De relatie van jonge kinderen met hun primaire verzorger is cruciaal voor de ontwikkeling van zijn gevoel van welzijn en veiligheid in de wereld. Wanneer veiligheid en liefde worden geboden en wordt voldaan aan lichamelijke behoeften, vermindert dat stress en angst. Dat vermindert niet alleen de noodzaak voor woede, maar legt ook de basis voor het vertrouwen dat de wereld een goede plek is, wat mede bepalend is voor de vecht- en vluchtreacties in het latere leven. Het is essentieel dat kinderen ten minste de eerste drie jaar van hun leven een veilige gehechtheidsrelatie opbouwen met hun primaire verzorger, in de meeste gevallen de moeder.
Veilige gehechtheid helpt ons om:
• Ons veilig, prettig en geborgen te voelen
• Betekenisvolle relaties met anderen aan te gaan
• Onze wereld te ontdekken
• Om te gaan met spanningen
• Emoties in balans te houden
• Te herstellen van emotionele pijn
• Zin te geven aan ons leven
• Positieve herinneringen aan en verwachtingen van relaties te hebben
• Uitdagingen aan te gaan en verantwoorde risico’s te nemen
Soms gebeuren er dingen die de vorming van een veilige ouder-kindrelatie of verzorger-kindrelatie verhinderen. Voorbeelden daarvan zijn:
• Lichamelijke verwaarlozing, emotionele of lichamelijke mishandeling, seksueel misbruik
• Langdurige of plotselinge scheiding van de primaire verzorger
• Traumatische ervaringen, zoals ernstige ziekte of een ongeluk
• Veelvuldige spanningen en angsten
• Drugs- of alcoholmisbruik van de moeder tijdens de zwangerschap
• Alcohol- of drugsverslaving van vader of moeder na de geboorte waardoor een kind aandacht tekortkomt
• Verandering van pleeggezin of steeds wisselende of ontoereikende opvang
• Emotionele verwaarlozing door isolement of sociale of hormonale problemen van primaire verzorger
• Gebrek aan prikkels vanuit de omgeving voor het kind
• Gebrekkige gehechtheid van de moeder zelf, waardoor ze niet in staat is zich aan haar kind te hechten
In de eerste vijf levensjaren moeten kinderen alle vaardigheden op het vlak van communicatie en relaties voor de rest van hun leven leren. Ouders moeten de behoeften en emoties van kinderen zien te ontcijferen en hen tijdens dit leerproces helpen zich goed uit te drukken. Eén van de belangrijkste oorzaken voor frustratie en woede bij kinderen is namelijk dat ze zich nog niet goed kunnen uitdrukken en moeite hebben met communiceren.
Het opbouwen van een woordenschat is de eerste stap naar het omzetten van woede-uitingen als brullen en gillen, in woorden, wat de communicatie sterk ten goede komt. Als kinderen beschikken over woorden om hun gevoelens te uiten, hoeven ze hun gevoelens minder heftig uit te leven.
Hieronder volgt een lijstje met voorbeelden van woorden voor woede.
Lichte woede:
Geïrriteerd
Knorrig
Chagrijnig
Verontwaardigd
Gepikeerd
Gefrustreerd
Uit je humeur
Matige woede:
Boos
Giftig
Kwaad
Nijdig
Driftig
Ontstemd
Aangebrand
Hevige woede:
Woedend
Laaiend
Witheet
Razend
Spinnijdig
Ziedend
Over de rooie
Hoe kun je je boze kind het best kalmeren?
Babyleeftijd
Veel vasthouden en lichaamscontact zorgen voor een sterke band en verzekeren een kind van verzorging en hulp zodra het daar behoefte aan heeft. Door het zien van een reactie in de gezichtsuitdrukking van hun ouders en hun vertrouwde stem voelen baby’s zich veilig, begrepen en verbonden. Als kinderen ziek zijn, hebben ze vaak meer behoefte aan lichamelijk contact.
Wiegen en andere voorspelbare bewegingen werken kalmerend voor een huilend kind en geven een gevoel van veiligheid – in een schommelstoel zitten is trouwens ook erg kalmerend voor gestreste ouders. Verder is zingen voor de baby belangrijk, want dat kalmeert zowel ouders als hun kind.
Baby’s en peuters hebben behoefte aan een klein aantal vaste verzorgers. Dat draagt bij aan hun gevoel van veiligheid en helpt hen zich te hechten aan de een of twee personen die aan hun behoeften tegemoetkomen. Crèches kunnen de gehechtheid die ouders bieden nooit vervangen, maar ze kunnen er wel voor zorgen dat er zo min mogelijk kinderen per leidster of leider zijn en dat dezelfde medewerker er constant is voor het kind. Dat is geruststellend en maakt het mogelijk een band op te bouwen.
Het is nuttig als ouders empathische taal gebruiken en in wat ze zeggen vooruitblikken op wat komen gaat. Kinderen van ouders die kalmerend gedrag vertonen, zoals wiegen, aaien en vasthouden, zijn doorgaans minder angstig. Angstige kinderen maken vaak gebruik van woede om zichzelf te beschermen.
Twee jaar
Maaltijden met tweejarigen zijn vaak een bron van conflicten. Bedenk daarom het volgende:
• Kleine kinderen knoeien met eten en kunnen het nog niet altijd in hun mond krijgen.
• Je kunt niet van kleine kinderen verwachten dat ze de hele maaltijd op hun plek blijven zitten.
• Kleine kinderen kunnen niet stil zitten.
• Kleine kinderen willen vaak niet eten omdat ze al allerlei tussendoortjes hebben gehad. Ze hebben behoefte aan meerdere kleine maaltijden per dag.
• Kleine kinderen genieten soms gewoon van het gevoel van autonomie dat niet meewerken geeft.
• Als ouders hun kind dwingen te eten, lopen ze het risico op een machtsstrijd die jaren kan duren.
Vier jaar
Driftbuien kunnen rond de leeftijd van vier jaar allerlei oorzaken hebben:
• Verliezen bij wedstrijdjes of spelletjes.
• Angst over aanstaand vertrek uit de crèche of van de peuterspeelzaal.
• Behoefte zich lichamelijk sterk af te reageren door de hormonen (jongens).
• Weinig vrijheid krijgen voor het uiten van ‘jongensenergie’ (vaak door vrouwen/moeders die geen oog hebben voor deze behoefte).
• Angst voor verlies of afwijzing.
• Te klein gevonden worden om iets zelf te doen.
Ben jij empathisch?
Probeer je als ouder eens echt in te leven in je kind en geef op elke situatie een empathische reactie:
• Stel je eens voor dat je een driejarig kind bent. Hoe voelt je lichaam aan? Hoe zou het zijn om naar het toilet te gaan met heel onhandige kleine handjes? Hoe zou het zijn als je probeert te huppelen maar je valt omdat je coördinatie nog tekortschiet?
• Stel je eens voor dat je bij een onbekende wordt achtergelaten die op je gaat passen. Je ouders gaan gehaast weg omdat ze aan de late kant zijn en laten je alleen zonder een knuffel of een kus te geven... en niets ziet er vertrouwd uit.
• Stel je eens voor dat je je broek niet uitkrijgt en je steeds zenuwachtiger wordt omdat je zo nodig moet plassen.
• Stel je eens voor hoe het is om genegeerd te worden door een groep vrolijk kwebbelende volwassenen, die jouw stem ter hoogte van hun knieën niet horen.
• Stel je voor dat je in je wiegje ligt en er vreemde mensen over je heen hangen die jij niet scherp kunt zien.
• Stel je eens voor hoe het is als je mensen niet aan kunt kijken, tenzij ze gaan zitten of zich vooroverbuigen.
• Stel je de paniek eens voor die je voelt als je door het huis loopt en je moeder niet kunt vinden: bij iedere volgende kamer neemt de angst en het gevoel dat ze je in de steek heeft gelaten toe. Daar sta je dan, helemaal alleen. En dan hoor je je moeder roepen vanuit de wc. Je rent ernaar toe, bonkt woedend op de deur en zakt dan in een hoopje in elkaar en huilt. Waarom bonkte je zo woedend op de deur?
• Stel je voor dat de juf zegt dat je nu in de kring moet komen zitten, terwijl je net lekker bezig was met het meest interessante bouwwerk dat je ooit hebt gemaakt.
• Stel je eens voor dat het meest geruststellende element in je leven een stem is die geluiden maakt waar je niets van begrijpt, maar die wel vertrouwd klinken.
• Stel je voor dat je in de badkamer bent en de deur dicht hebt laten vallen. Je kunt niet bij de deurkruk, het is koud en je denkt dat je er voor altijd moet blijven en misschien wel doodgaat.
Veel van de problemen waar we tegenaan lopen bij woede en boosheid bij onze kinderen komen in de meeste gezinnen voor. Het kan helpen je af te vragen waarom je kind zich op een bepaalde manier gedraagt. Aan welke basisbehoeften wordt niet voldaan? (Let op: basisbehoeften zijn iets anders dan wensen van het kind.)
Voorbeelden van basisbehoeften zijn de behoefte aan eten, drinken, slaap, veiligheid, geborgenheid, aandacht, het gevoel erbij te horen, liefde, een gevoel van eigenwaarde, en de behoefte te leren en te ontdekken. We hoeven niet altijd direct aan al deze behoeften te voldoen, maar als het kind uitgeput is, als haar ‘tank leeg is’, dan is de kans groot dat het lastige gedrag aanhoudt.
Vanaf een jaar of vijf, is je kind oud genoeg om de volgende woederegels mee af te spreken:
Er is niets mis met woede, maar denk eraan…
Doe anderen geen pijn
Doe jezelf geen pijn
Maak geen dingen kapot
En… praat erover
Reageren op woede
Als een kind een woede-uitbarsting heeft, kun je als volgt reageren:
1. Luister, onderken het probleem, toon begrip en neem het kind serieus.
2. Kijk naar het verdriet of verlies achter de woede. Probeer de aanleiding te achterhalen. Help het kind de werkelijke oorzaak te zien.
3. Ontwikkel een veranderstrategie.
4. Gedraagt het kind zich agressief, geef dan aan wat de grenzen zijn, koppel daar maatregelen aan en probeer het kind ermee te laten instemmen.
Praten over woede
Heeft je kind problemen met woedebeheersing? Zorg dan dat jullie er regelmatig over praten. Bespreek daarbij de volgende punten:
• Ben je vandaag boos geweest?
• Hoe voelde je je gisteren toen…?
• Wanneer ben je de afgelopen week thuis boos geweest?
• Hoe boos was je? Gebruik de woedeladder. Laat het kind de ladder inkleuren en praat erover.
• Wat gebeurde er?
• Wat deed jij?
• Was dat een goed idee?
• Hield je je aan de woederegels?
• Wat deed… (de ander)?
• Was dat een goed idee?
• Hield hij/zij zich aan de woederegels?
• Wat zijn de woederegels?
• Wat zou je kunnen doen om hier beter mee om te gaan?
• Deze week ga ik…
• Feliciteer jezelf als je… goed doet.
• Zet de woederegels op een vel papier. Laat het kind dat versieren en thuis ophangen.
• Praat over dingen die je niet kapot mag maken en laat het kind voorbeelden noemen: thuis, op school en op straat.
• Praat over hoe het kind zichzelf pijn kan doen.
• Praat over hoe anderen het kind pijn kunnen doen.
• Geef aan dat thuis en op school erover praten belangrijk is.
Time-out
Een time-out is een nuttig hulpmiddel voor woedebeheersing. Een time-out helpt om woede in toom te houden en geeft de tijd en ruimte om betere manieren te bedenken om problemen op te lossen.
Een time-out is geen vorm van straf. Goede woedebeheersing is nodig om problemen op te lossen.
Basisprincipes:
• Een time-out is een moment om boosheid op een veilige manier te uiten, en om te kalmeren.
• Een time-out is een moment om na te denken over het verbeteren van de situatie.
• Leerlingen blijven verantwoordelijk voor hun eigen gedrag en mogen hun woede niet op anderen uitleven.
• De leerling brengt achteraf verslag uit over de time-out. Een time-out waarover geen verslag wordt uitgebracht, is verspilde tijd.
• Als het enigszins mogelijk is, moet worden gekeken wat de achterliggende oorzaak van de woede is.
• Agressief gedrag verdient gepaste maatregelen.
Voor een gezonde relatie met je puber moet je goed kunnen communiceren.
• Goed communiceren bestaat uit goed praten en luisteren.
• Het is belangrijk om naar gevoelens te luisteren.
• Met ik-zinnen leg je de verantwoordelijkheid waar deze hoort en voorkom je verwijten over en weer.
• Gevoelens zijn soms onaangenaam, maar altijd belangrijk.
Om goede communicatie in stand te houden, kun je er bijvoorbeeld voor zorgen dat jullie regelmatig met het hele gezin eten.
Grenzen stellen is ontzettend belangrijk, maar met pubers beland je toch vaak in onderhandelingen. Daar is niks mis mee want het is belangrijk dat kinderen leren onderhandelen en open leren praten over hoe ze zich voelen en wat ze willen. Je bewijst je kinderen een grote dienst door daarin zelf het goede voorbeeld te geven.
Onderhandelen en een open dialoog voeren met je puber, doe je als volgt:
1. Benoem het probleem: ‘We hebben een probleem. Je laat vuile afwas in je kamer staan. Daar wil ik met je over praten.’
2. Gebruik een vierdelige ik-zin: ‘Ik voel me boos/Ik vind het vervelend als er vuile afwas in je kamer staat, want daar komen mieren op af. Ik wil graag dat je bekers en borden die je hebt gebruikt in de afwasmachine zet.’
3. Zeg wat het oplevert als je tiener zijn gedrag verandert: ‘Het voordeel daarvan is dat we dan meer serviesgoed hebben om te gebruiken, dat we geen last meer hebben van mieren en dat ik een veel vrolijkere moeder ben en graag voor jou klaarsta wanneer jij ergens hulp bij nodig hebt.’
4. Laat je tiener praten. Krijg je geen reactie, geef dan een voorzetje: ‘Nu jij.’ ‘Wat denk je ervan?’ ‘Ik wil graag horen hoe jij hier tegenaan kijkt.’ Luister en wees bereid tot onderhandelen.
5. Zeg waar je bang voor bent: ‘Als we dit niet oplossen, ben ik bang dat ik tegen je blijf zeuren, dat jij daardoor boos op mij wordt, en dat onze relatie eronder lijdt, en dat wil ik niet.’
6. Geef aan wat jij bereid bent te doen: ‘Ik zorg er graag voor dat er tussendoortjes voor je in huis zijn. Maar dan wil ik wel dat jij de verpakking en de restjes opruimt. Hoe klinkt dat?’
7. Geef ook aan wat jij niet bereid bent te doen, en herhaal wat je wel bereid bent te doen: ‘Ik wil je troep niet opruimen, maar wel tussendoortjes voor je in huis halen.’
8. Krijg je geen bevredigende reactie, zeg dan: ‘Ik merk dat je er nu nog niet aan toe bent om hier afspraken over te maken. Ik wil uiterlijk …dag om … antwoord van je.’
Hou dit lijstje desnoods bij de hand tijdens het gesprek. Dat kun je uitleggen door te zeggen: ‘Ik moet dit nog leren, maar dat wil ik graag, want onze relatie is belangrijk voor mij.’
Ouders hebben vaak de neiging hun kind een etiket op te plakken. Bijvoorbeeld het etiket ‘niksnut’. Mensen een etiket opplakken, leidt tot stigmatisering en onterechte beschuldigingen. Bovendien betekent het dat je niet kijkt naar de werkelijke oorzaak van het probleem. Die negatieve kijk staat onderhandelen in de weg.
Hier volgen een paar vragen die je jezelf kunt stellen als je tiener snel kwaad reageert, vooral op etiketten :
• In hoeverre ligt het aan mijn opstelling in plaats van aan hem of haar?
• Welke goede dingen zie ik over het hoofd?
• Hoe zou ik het vinden als iemand mij dat etiket opplakte?
• Heeft dit te maken met iets uit het verleden wat ik moet loslaten?
• Heb ik het gedrag misschien veroorzaakt door mijn tiener dat etiket steeds weer op te plakken?
De volgende vragen zijn belangrijk om jezelf te stellen als je niet verder komt in een conflict:
• Waar heb ik behoefte aan?
• Waar heeft mijn tiener behoefte aan?
• Wil ik een oplossing die goed is voor ons allebei?
• Welke kansen biedt deze situatie?
• Hoe zou het zijn om in zijn of haar schoenen te staan?
• Wat probeert mijn tiener te zeggen?
• Is het duidelijk dat ik luister?
• Wat wil ik veranderen?
• Hoe kan ik dat zeggen zonder mijn tiener verwijten te maken of aan te vallen?
• Gebruik ik mijn macht op een goede manier?
• Gebruikt mijn tiener zijn of haar macht op een goede manier?
• Wat voel ik hierbij?
• Geef ik mijn tiener misschien de schuld van mijn gevoelens?
• Zou het de situatie verbeteren als ik vertel hoe ik me voel?
• Wordt mijn boosheid misschien veroorzaakt door iets uit mijn verleden wat nog pijn doe of door iets in hem of haar waar ik moeite mee heb omdat het me een spiegel voorhoudt?
Deze informatie is afkomstig uit de boeken Kleine vulkaantjes, Een vulkaan in mijn buik en Pubervulkanen van Warwick Pudney en Éliane Whitehouse.